De tweede helft van het schaakbord
Al in 1965 deed Gordon Moore in het tijdschrift Electronics Magazine de voorspelling, dat door de technologische vooruitgang elke twee jaar het aantal transistors in een chip zal verdubbelen. Die prognose is tot nu toe nog elk jaar uitgekomen en staat ook wel bekend als de Wet van Moore. De constante van twee jaar is overigens later naar beneden bijgesteld, naar 18 maanden. In de afgelopen dertig jaar is deze exponentiële groei niet alleen in de rekenkracht van processoren waar te nemen, maar ook het geheugen, de opslagruimte, de bandbreedte en het aantal elektronische sensoren vertonen deze explosieve groei.
Uitvinder en futurist Ray Kurzweil vertelt in zijn boek “The Age of Spiritual Machines: When Computers Exceed Human Intelligence” hoe de bedenker van het schaakspel zijn creatie toont aan de keizer van zijn land. De keizer is zo verguld met het spel, dat hij aan de uitvinder vraagt hoe hij beloond wil worden. De uitvinder stelt voor om hem in rijstkorrels uit te betalen conform het aantal spelvlakken op het bord. Met een maar, de rijstkorrels moeten per vlak verdubbeld worden. Dus op het eerste vierkant ligt 1 korrel rijst, op het daaropvolgende vlak 2 korrels en zo verdubbelt het aantal zich bij ieder nieuw speelvlak.
“After thirty-two squares, the emperor had given the inventor about 4 billion grains of rice. That’s a reasonable quantity — about one large field’s worth — and the emperor did start to take notice. But the emperor could still remain an emperor. And the inventor could still retain his head. It was as they headed into the second half of the chessboard that at least one of them got into trouble.”
Het punt dat Kurzweil maakt, is dat een constante verdubbeling en andere vormen van exponentiële groei misleidend zijn omdat ze in eerste instantie niet opvallen. Op het eerste oog lijken exponentiële stijgingen op standaard lineaire toenamen, maar na verloop van tijd – als we in de tweede helft van het schaakbord terecht komen – overtreft exponentiële groei onze intuïtie en verwachtingen. De versnelling voorbij wat nog lineair leek, laat stapels rijst de grootte aannemen van de Mount Everest.
In het boek “Race Against The Machine, How the Digital Revolution is Accelerating Innovation, Driving Productivity, and Irreversibly Transforming Employment and the Economy” maken Erik Brynjolfsson en Andrew McAfee het punt, dat we met computers op de rechterhelft van het schaakbord terecht zijn gekomen. Om deze bewering te staven kijken ze naar het moment waarop de term “Information Technology” voor het eerst werd gebruikt. In het jaar 1958 voegde The U.S. Bureau of Economic Analysis het begrip toe aan de categorie van bedrijfsinvesteringen. Dat jaar is volgens beide auteurs het ijkpunt om te kunnen bepalen waar op het schaakbord we ons nu bevinden. Uitgaande van een constante van achtien maanden per verdubbeling, komen ze na tweeëndertig verdubbelingen uit op het jaartal 2006. Dat jaar is het omslagpunt, waarmee we ons op de rechterhelft van het schaakbord begeven.
Meten is het nieuwe weten
Eric Schmidt, de voormalige CEO van Google, trekt een zelfde conclusie als Brynjolfsson en McAfee. Op 4 augustus 2010 nam Schmidt deel aan een paneldiscussie tijdens de Technomy conferentie in Lake Tahoe. In zijn introductie deelde hij de volgende indrukwekkende cijfers met het aanwezige publiek: “There was five exabytes of information created between the dawn of civilization through 2003, but that much information is now created every two days, and the pace is increasing…People aren’t ready for the technology revolution that’s going to happen to them.” Nu duurt het nog twee dagen voor vijf exabytes aan data zijn verzamelend. Binnen niet al te lange tijd zal dezelfde hoeveelheid data in slechts vijf minuten worden opgehoest. We verdrinken als het ware in deze overvloed aan Big Data.
Voor het artikel “The Age of Big Data” voor The New York Times werd Erik Brynjolfsson geinterviewed door journalist Steve Lohr. Tijdens het interview zei Brynjolfsson het volgende: “To grasp the impact of Big Data, look to the microscope, invented four centuries ago. It allowed people to see and measure things as never before. Data measurement is the modern equivalent of the microscope.” We staan aan het het begin van een nieuw tijdperk, te vergelijken met de start van de moderne wetenschap. Eindelijk zijn we dankzij geavanceerde hardware en software in staat om razendsnel in en uit te zoomen, teneinde structuren en verbanden te ontdekken ten behoeve van spectaculair betere inzichten, beslissingen en oplossingen. In het artikel “The Big Data Boom Is the Innovation Story of Our Time” in The Atlantic magazine verwoorden Brynjolfsson en McAfee het als volgt: “Breakthroughs in innovation often rely on breakthroughs in measurement.”
IT does matter
In 2004 schreef Nicholas Carr het boek “Does IT matter?”. Een boek dat destijds veel stof deed opwaaien. In het boek verdedigt Carr de stelling dat IT niet langer van onderscheidend vermogen is. IT is net zoals electriciteit en water veranderd in een nutsfunctie. Volgens Brynjolfsson is deze stelling niet langer houdbaar. Het netwerk, de achterliggende infrastructuur, is misschien niet meer van doorslaggevend belang, maar de toegang tot de informatie die in het netwerk in groten getalen vrijelijk rondwaart leidt wel degelijk tot concurrentieel voordeel: “Applied information technology has become the primary tool with which leading companies in many industries have begun to separate themselves from competitors.” Bedrijven die een “higher information metabolism” hebben, een vermogen om sneller informatie te analyseren, te interpreteren en op basis van deze informatie actie ondernemen, onderscheiden zich steeds meer van hun concurrenten.
Bedrijfsmodellen en de singulariteit
De technologiëen volgen elkaar nu zo snel op, dat de wereld in een stroomversnelling is geraakt. In het artikel “Business Models and Singularity” stelt Greg Satell de vraag wat de invloed is van deze technologische innovaties op de besluitvormingsprocessen van bedrijven. Kunnen bedrijven het zich nog permitteren om zich niet aan te passen aan hun snel veranderende omgeving? Moeten bedrijven zich verzetten tegen al deze nieuwe technologie of moeten ze deze juist omarmen? Aan het eind van zijn artikel plaatst Satell de volgende opmerking dat businessmodellen niet langer door wijze mannen uit steen zijn gehouwen: “business models can no longer be treated as stone tablets divined by wise men on mountains to last for eternity”. Dit soort waarheden houdt in dit moderne, digitale tijdperk niet langer stand. Het doet ook denken aan het Shirky principe: “Institutions will try to preserve the problem to which they are the solution.”
Source: Uploaded by user via Sander on Pinterest
Versnelde verandering is de enige constante
“Panta rhei” is een bekende uitspraak van de Griekse filosoof Plato, die de gedachten van de prestocraat Heraclitus verwoordt. Met de uitdrukking wordt verwezen naar een wereld die voortdurend in beweging is. Alles verandert, niets blijft hetzelfde. “Men kan niet tweemaal in dezelfde rivier stappen, want het is steeds weer vers water dat u tegemoet stroomt.” De realtime informatiestroom waarmee bedrijven zich geconfronteerd zien, wordt alsmaar groter en stroomt steeds sneller. De wereld om ons heen is versneld veranderd. Bedrijven moeten hier mee om leren gaan, anders is het einde verhaal. Of zoals Charles Darwin ooit zo mooi zei: “It is not the strongest of the species that survives, nor the most intelligent that survives. It is the one that is most adaptable to change”.
Source: Uploaded by user via Sander on Pinterest