Dit weekend stond er een interessant artikel op de Engelstalige Daily Mail. De gerenommeerde wetenschapper Susan Greenfield, gespecialiseerd in onderzoek op het gebied van het brein, liet vrij ongenuanceerd haar mening weten over de huidige Twitter en Facebook generatie.
Het is een generatie die met name in zichzelf is geïnteresseerd. Ze zijn voortdurend op zoek naar bevestiging, bijna op het kinderlijke af. De mensen die zich voortdurend op sociale netwerken begeven, bevinden zich in een soort van identiteitscrisis, die net als vroeger, een schouderklopje van hun mama nodig hebben: “Kijk eens naar mij mama, naar wat ik online bericht heb.” Greenfield vindt ook de inhoud van de berichten van bedenkelijk niveau. Banaal noemt ze het. Waarom zou er ook maar iemand geïnteresseerd zijn in het feit dat je een kop koffie aan het drinken bent?
Vroeger lieten we een schilderij van onszelf maken. Nu bieden online tools deze mogelijkheid. Iedereen kan nu een mini-beroemdheid worden door online een grote groep aan vrienden te verzamelen. Sue Palmer, auteur van het boek “Toxic Childhood: how modern life is damaging our children… and what we can do about it” zegt hier het volgende over: “People used to have a portrait painted but now we can more or less design our own picture online. It’s like being the star of your own reality TV show that you create and put out to the world.” Hierdoor zetten mensen alleen maar berichten online die “Facebook-waardig” zijn. Om maar online kuddos te winnen. Jezelf voortdurend belangrijker maken dan je daadwerkelijk bent.
Uiteindelijk kunnen volgens Greenfield sociale netwerken er toe leiden dat de structuur van ons brein wordt aangepast. De neurale verbindingen passen zich aan. Hetgeen er uiteindelijk voor zorgt dat we ons minder goed kunnen concentreren, ons minder goed verbaal kunnen uitdrukken en dat we elkaar niet meer in de ogen durven aan te kijken tijdens een gesprek.
Het is een debat dat steeds vaker te horen is. Nicholas Carr is met zijn boek “The Shallows” de grote aanstichter van deze discussie. Ook hij vraagt zich af of we dankzij het Internet nu juist slimmer of dommer worden (zie het artikel Van internet word je dommer). Sherry Turkle stond in haar boek “Alone Together” stil bij het feit dat mensen dankzij sociale media eigenlijk steeds asocialer worden (Zie het artikel: Van sociale media word je asociaal). De hele dag zijn we bezig om ons met jan-en-alleman digitaal te verbinden, en zodra we elkaar in levende lijve ontmoeten grijpen we bij een dood moment in een gesprek al weer naar onze smartphone. Auteur Eli Pariser verhaalt in zijn boek “The Filter Bubble” dat we dankzij zoekmachines en sociale netwerken een trechtervisie ontwikkelen. Door personalisatie en mensen met dezelfde interesses te volgen krijgen we alleen nog maar het nieuws te zien dat we zelf willen horen. Weg serendipiteit. (Zie ook het artikel: Bestaat serendipiteit nog wel?) En tot slot kun je je afvragen of al dit internet geweld ons geheugen niet verpest (zie het artikel: Te veel informatie tast ons geheugen aan).
Het lijkt wel alsof de negatieve verhalen steeds vaker de boventoon voeren. Hebben sociale netwerken eigenlijk wel zo’n positieve invoed op ons leven?