De weg naar Open Identiteit

Data

De afgelopen jaren heeft een explosie van sociale applicaties op het web plaatsgevonden. Denk maar aan websites zoals YouTube, Flickr, Digg, MySpace, LinkedIn, Second Life etcetera. Voordat deze toepassingen gebruikt kunnen worden, moet de gebruiker zich vaak eerst verplicht registreren. Voor iedere nieuwe applicatie moet dit zelfde proces herhaald worden. Weer registreren, weer een profiel aanmaken, weer vrienden uitnodigen. Al die vrienden die een uitnodiging krijgen om deel uit te gaan maken van weer een nieuwe sociale toepassing, moeten zich op hun beurt ook weer inschrijven. Irritatie alom.

Geheugenverlies

Het iedere keer opnieuw invoeren van de eigen gegevens begint een probleem te worden. Het ondermijnt de kracht van deze sociale applicaties. Waarom weten deze applicaties niet wie wij zijn? Het lijkt wel alsof het totale internet bevangen is door Alzheimer. Is er niet een generieke oplossing te bedenken? Het probleem wordt als maar groter naarmate meer applicaties het levenslicht zien.

Social graph

Brad Fitzpatrick, de maker van LiveJournal, heeft over bovenstaande materie op 17 augustus 2007 het artikel “Thoughts on the Social Graph” geschreven. De term Social Graph wordt gebruikt om te beschrijven hoe de structuur van een sociaal netwerk er uit ziet, dus de wijze waarop mensen aan elkaar gerelateerd zijn binnen een netwerk.

Deze structuur kan heel eenvoudig gevisualiseerd worden middels onderstaande grafiek. De nodes (elementen) zijn de individuen die zich geregistreerd hebben voor de netwerk applicaties en de lijnen geven aan hoe de relaties verlopen tussen de diverse individuen.

Social Graph

In zijn artikel beschrijft Brad dat er wereldwijd geen enkele Social Graph te vinden is die alle relaties van een persoon bevat en dat gedecentraliseerd is opgeslagen. Wel bestaan er Social Graphs die gecentraliseerd, de muren van een netwerk zijn opgeslagen, hetgeen impliceert dat ze niet te hergebruiken zijn.

Kritiek op Social Graph

Sociale netwerken hebben allen een aantal generieke kenmerken. Allereerst draait het om mensen. Ten tweede gaat het om de relaties tussen de mensen onderling. Tot slot zijn het netwerken die zijn opgebouwd rondom een gemeenschappelijke interesse. Een gemeenschappelijk object. Mensen bezoeken Flickr voor foto’s, Lastfm wordt bezocht vanwege de passie voor muziek, YouTube wordt massaal bekeken vanwege de humoristische filmpjes en bij Digg is nieuws het onderwerp. Het heeft geen zin voor een muziekliefhebber om Flickr te bezoeken, want daar vindt hij niets van zijn gading.

Jyri Engeström, een van de eigenaren van Jaiku, heeft bovenstaand verschijnsel beschreven als “objects of sociality”. Voor een sociaal netwerk hanteert hij de volgende definitie: “social networks consist of people who are connected by a shared object”. Zijn theorie omtrent sociale objecten is niet nieuw, maar gebasseerd op het werk van professor Karin Knorr Cetina. Voor wie hier meer over wil weten, is het hoofdstuk Objectual Practice” uit haar boek The Practice turn in Contemporary Theory (2001) een aanrader.

Een Social Graph die slechts de relaties tussen mensen onderling beschrijft, volstaat volgens Jyri niet. Een Social Graph moet ook rekening houden met de reden waarom iemand zich voor een sociaal netwerk heeft geregistreerd. Het sociale object ontbreekt aan de Social Graph.

Webservices

Technisch gezien is het probleem van de Social Graph makkelijk te overkomen. Sociale applicaties ontberen momenteel manieren om mensen te verbinden ongeacht in welke dienst ze verkeren. Dit is een web services verhaal.

Web services moeten makkelijk aan elkaar geknoopt kunnen worden. Nu is het echter zo dat ieder toepassing zijn eigen implementatie heeft van hoe de sociale structuur opgeslagen wordt. Deze interfaces bevinden zich vaak aan de (gesloten) binnenkant van de toepassingen en zijn dus niet door de buitenwereld benaderbaar.

Om dit probleem op te lossen stelt Brad Fitzpatrick een oplossing voor waarbij één database centraal komt te staan. Deze moet vervolgens door iedere toepassing middels een generieke web service gemakkelijk ontsloten kunnen worden. Op deze wijze zijn sociale netwerken in staat om individuen te herkennen en dus in staat om sociale structuren te delen.

Facebook

Het sociale netwerk Facebook heeft deze fout in het weefsel van internet ook gezien. De makers van Facebook hebben echter een compleet andere benadering om het probleem op te lossen. Volgens hen moet heel de wereld voortborduren op hun platform. Facebook, met haar meer dan veertig miljoen gebruikers, is de centrale database waarop derden nieuwe applicaties kunnen bouwen door gebruik te maken van haar Application Programming Interface (API).

Deze gedachtengang heeft Facebook in de tweede helft van 2007 geen windeieren gelegd. Het aantal geregistreerde bezoekers stijgt dagelijks met meer dan honderduizend nieuwe mensen. Facebook is echter niet het platform voor de toekomst, dat is het internet zelf al. Het probleem moet niet binnen de muren van Facebook opgelost worden, maar juist buiten deze muren.

Andere initiatieven

Naast het gesloten initiatief van Facebook zijn inmiddels andere initiatieven op de markt, zoals bijvoorbeeld PeopleAggregator en Plaxo. Geen een van deze initiatieven voldoet echter aan het idee van Brad Fitzpatrick. Geen enkel initiatief is helemaal open.

Een voorloper op Brad’s idee is zijn eigen initiatief OpenId. Hier worden slechts de gebruikersnaam en het wachtwoord centraal opgeslagen. De complete implementatie van de Social Graph ontbreekt.

Bill of Rights

In reactie op de gedachten van Brad Fitzpatrick is op 5 september 2007 het initiatief A Bill of Rights for Users of the Social Web ontstaan. De schrijvers van dit pamflet, waaronder Joseph Smarr van Plaxo, Marc Canter van PeopleAggregator, Robert Scoble en Michael Arrington van de website Techcrunch onderschrijven allen de noodzaak dat gebruikers een fundamenteel recht hebben.

Namelijk het recht dat gebruikers eigenaar zijn van al hetgeen ze op het web publiceren, het recht om deze gegevens te beheren en het recht om iets of iemand toestemming te geven om hun gegevens te gebruiken.

Conclusie

Iedere website vereist voor een deel generieke gegevens, zoals gebruikersnaam, email adres en wachtwoord, en voor een deel specifieke gegevens. Deze laatste gegevens zijn vaak gekoppeld aan de reden waarom iemand deel uit wil maken van een bepaalde netwerk toepassing, zoals hobbies en interessegebieden. Deze extra gegevens maken het makkelijker om “gelijkgestemden” te vinden. Deze soortgelijken vormen uiteindelijk de basis van de relaties die men aangaat binnen een sociaal netwerk.

Bovenstaande gegevens moeten gecentraliseerd in een sociale structuur opgeslagen worden, opdat ze gemakkelijk hergebruikt kunnen worden binnen diverse sociale toepassingen op het web. Op deze wijze wordt irritatie en depriciatie van dit soort toepassingen voorkomen.

John Batelle, de auteur van het boek Search, schreef het volgende op 20 augustus 2007 op zijn weblog: “PageRank was based on a big graph: the links that make up the web. The next breakthrough, many argue, will be based on the social graph, the links between us all”.

Tot slot, het artikel van Brad Fitzpatrick zette Dave Winer, de uitvinder van RSS en Podcasts, aan tot het maken van een audio-opname over dit onderwerp. Hij was de volgende mening toegedaan: “a network that, from Day One, allows users of other networks to participate, and allows developers to access user’s data, with the user’s permission, but without permission from the network, may become the www of open identity systems”.

Bronnen: BradFitz, Zengestrom, Bokardo, ReadWriteWeb, BBC

Be Sociable, Share!

One thought on “De weg naar Open Identiteit

  1. Pingback: ViNT // Vision - Inspiration - Navigation - Trends » De weg naar Open Identiteit (2)

Leave a Reply